dinsdag 26 mei 2020

Korenbloem


In de middagpauze liep ik in deze corona-tijd weer even mijn ronde met onze hond, de voetgangersbrug over en ik zie in de berm tussen de weg en de sloot prachtige kleuren, rode klaprozen en blauwe korenbloemen in het groen.

De korenbloem (Centaurea cyanus) is een 30–60 cm hoge, eenjarige plant uit de composietenfamilie. Binnen het geslacht Centaurea is het een van de drie soorten die van nature voorkomen in België en Nederland.  De korenbloem dankt zijn naam aan de traditionele groeiplaats op akkers tussen het graan. Doordat de plant maar weinig ruimte nodig had, kon hij hier tussen het hoge graan overleven. Door teelt met gezuiverd zaaigoed komt de plant in dit milieu vrijwel niet meer voor. In bermen van binnenwegen zijn de blauwe bloemen nog wel regelmatig aan te treffen. De trompetvormige straalbloemen met driehoekige slippen hebben een opvallende diepe kleur blauw, die aanleiding heeft gegeven tot de naam korenbloemenblauw. De voet van de buisbloempjes is paars. De natuurlijke bloeiperiode is van juni tot augustus. Een aftreksel van de bloemen en bladeren is wel gebruikt tegen bronchitis. Ook worden de bloemblaadjes sporadisch gebruikt in thee, zoals de 'Russian Earl Grey'.

maandag 25 mei 2020

Tuinslak

Gisteren hadden wij eindelijk weer eens een wat nattere dag. Tijdens een bui zei mijn lief ineens er is een naaktslak bij de ruit opgeklommen. Ik keek eens wat beter van dichterbij. Het was geen naaktslak maar gewoon een huisjesslak (gewone tuinslak) waar onze tuin vol mee zit.



De gewone tuinslak (Cepaea nemoralis) is een slak uit de familie Helicidae. Het bolvormige huisje wordt ongeveer 2,5 centimeter in diameter en heeft vijf-en-een-halve wentelingen. Het huisje is gestreept en heeft geen tot vijf donkerbruine strepen die de wentelingen volgen. Exemplaren met veel strepen leven in meer begroeide plaatsen, minder gestreepte slakken leven vaak in open plekken als graslanden. Het waterige lichaam is grijs van kleur en iets doorzichtig. De bovenste twee steeltjes hebben ogen, de onderste dienen om geuren mee te herkennen en zijn waarschijnlijk veel belangrijker bij het vinden van voedsel. Het voedsel bestaat uit dode bladeren, levende planten als brandnetel en boterbloem. Ook dode dieren als regenwormen en andere slakken worden gegeten, de gewone tuinslak is dus voornamelijk een afvaleter van plantaardig en dierlijk materiaal. Deze soort leeft vooral in wat open terreinen als graslanden, heide, duinen en ook in tuinen, minder in bossen en bosranden. Niet alleen in Europa, maar ook in Noord-Amerika komt deze soort voor, die wel over meer werelddelen is verspreid doordat exemplaren of eitjes met de export van bloemen en planten zijn meegekomen. De gewone tuinslak is net als alle landslakken hermafrodiet, dus mannetje en vrouwtje tegelijk. Ze bevruchten elkaar wederzijds en zetten de eitjes in pakketjes af. Jonge slakken hebben bij de geboorte al een huisje en zijn na twee of drie jaar geslachtsrijp. Het slakkenhuis zorgt voor bescherming tegen oververhitting en tegen predatie. Tuinslakken worden gegeten door egels, muizen, zanglijsters en merels. Ze kunnen zeven jaar oud worden.

woensdag 13 mei 2020

IJsheiligen


Zo het is de laatste dagen best fris. Zat ik zaterdag en zondag nog in t-shirt en korte broek in onze tuin, eergistermorgen hadden wij een nachtvorstje te pakken en zat er rijp op het gras in het park. Overdag was het een graad of 10 met een gure wind. Gisteravond nog even met de hond naar  Landgoed Molecaten in Hattem met mijn winterjas aan. Ja het zijn de IJsheiligen 11, 12, 13 en 14 mei en inderdaad dit jaar klopt het ook.

De IJsheiligen zijn vier katholieke heiligen genaamd Mamertus (11 mei), Pankratius (12 mei), Servatius van Maastricht (13 mei) en Bonifacius  van Tarsus (14 mei). Hun naamdagen vallen medio mei, volgens de volksweerkunde de laatste dagen in het voorjaar waarop er soms nog nachtvorst is.

Na IJsheiligen kun je de volle grond in je tuin dus vol zetten met eenjarige tuinbloeiers. De kans dat het nog gaat vriezen na half mei is heel klein.

maandag 11 mei 2020

Taart

Gisteren was het moederdag. Eergisteren was het zaterdag en gingen wij boodschappen doen, samen. Mijn vrouw naar de ene supermarkt ik met o.a. de lege flessen naar de andere supermarkt twee deuren verderop. Coronatijd, dus wij konden niet tegelijkertijd samen dezelfde supermarkt in met maar een karretje. Wij hadden dus de taken verdeeld en ruwweg wat afspraken gemaakt, wie wat zou meenemen.

Een van ons beiden zou een taartje meenemen voor de moederdag. Toch hadden wij hierover geen duidelijke afspraken gemaakt, achteraf had niemand een taart gekocht. Wel hadden wij dan weer allebei de ingrediënten meegenomen voor een hartige taart.
Dus ik ’s middag maar een taartbodem bakken met een pak taartmeel, dat al een jaar of zo ergens achterin een keukenkastje stond. Pak was inmiddels 4 maanden over datum, maar het meel was nog mooi wit, kon dus nog wel. Drie eieren erbij, scheutje melk en mixen. Daarna het beslag in een springvorm en een minuut of 40 bakken. Het resultaat was een mooie duidelijk niet machinaal gemaakte taart.

De zondagmorgen, de bodem met een groot mes gehalveerd en gevuld met een aardbeien vlaaienvulling uit blik, die ook al lang ergens in onze kelder had gestaan en met zelf geklopte slagroom.

Het is een mooie robuuste taart geworden, die op moederdag in  1 dag opging.

Wij hebben ervan genoten.

vrijdag 1 mei 2020

Witte dovenetel

Ik loop de laatste tijd veel buiten in de directe omgeving van ons huis, eigenlijk is dan altijd onze hond wel mee. Ik vind het dan altijd wel leuk om te kijken wat er nu allemaal al bloeit. Al een tijdje zie ik overal langs taluds en bermen dit plantje de witte dovenetel, die een paar weken na de paarse dovenetel is begonnen met bloeien.

Ik weet nog van vroeger van de biologieles op school. De dovenetel lijkt op de brandnetel, maar prikt niet...


De witte dovenetel (Lamium album) is in Europa een algemeen voorkomende, vaste plant met ver vertakte ondergrondse uitlopers. De vierkante, holle stengel is afstaand behaard, de bladeren zijn paarsgewijs tegenoverstaand. Aan de voet van de steel zijn de bladeren hartvormig, aan de top meer langwerpig. De bladeren zijn net als die van de brandnetel getand. De naam dovenetel is hiervan afgeleid, hij brandt namelijk niet. Het sap uit de bladeren van de dovenetel  is bruikbaar om de pijn van een steek van een brandnetel te verminderen. Hij 'dooft' als het ware de pijn.
Het meest opvallende kenmerk van de plant zijn de witte (soms geel aanlopende) bloemen. Deze ontspringen in het bovenste deel van de plant kransvormig rondom de plaats waar de bladeren uit de stengel komen. Zo'n krans bestaat uit acht of meer lipvormige , 2-4 cm grote bloemen. Elk van de bloemen heeft een lange, gebogen kroonbuis en een vijftandige kelk. De voorste twee van de vier meeldraden zijn langer dan de andere twee. De bloeitijd is van april tot oktober. De plant kan tot 1,5 m hoog worden, maar blijft afhankelijk van seizoen, standplaats en klimaat ook steken bij 30-40 cm.
Het zaad heeft een mierenbroodje, waardoor het door mieren verspreid wordt.
De plant groeit uitgebreid op ruderaal terreinen: langs wegbermen, langs sloten, in parken, op stortplaatsen en afvalterreinen, langs dijken en bosranden. De witte dovenetel groeit op een vochtige, voedselrijke bodem. Het verspreidingsgebied beslaat Europa en gematigd Azië. In Noord-Amerika is de soort geïntroduceerd. De bloem is rijk aan nectar en dus aantrekkelijk voor bijen en hommels.
Jonge scheuten kunnen in soepen en salades worden verwerkt. Ook kan men deze samen met andere groenten als spinazie eten. De thee wordt aanbevolen bij nierklachten (iets dat niet geldt voor de gele dovenetel).