dinsdag 29 december 2020

Stoffige ijsbeer

Onze tent in de auto gegooid, even naar Duitsland.

 15 augustus 2014

Wij kampeerden een paar dagen op de voor ons veel te gelikte camping van de Duitse stad Münster. De binnenstad hadden wij gisteren al bekeken en wij besloten vandaag lekker naar de Allwetterzoo in deze stad te gaan.

Best een mooie grote dierentuin. Wij zien er onder andere de ijsberen. IJs verwacht je natuurlijk niet in hun nep-biotoop in de dierentuin, maar dan toch wel kale rotsen en water. Op deze foto zie je een 'stoffige grijzige' in plaats van een mooie gelig witte ijsbeer tussen rotsen, puin, een betonnen wand en best veel groen. Niet het ideale plaatje voor onze ogen, hoewel het voor de ijsbeer waarschijnlijk niet slechter of beter is, dan het decor waar je op hoopt.


De ijsbeer of poolbeer (Ursus maritimus) is de grootste der beren (Ursidae). Deze beer komt alleen in en rond het noordpoolgebied voor en is het meest vleesetend van alle beren en leeft vooral van zeehonden.
De ijsbeer is waarschijnlijk tijdens het Pleistoceen, zo'n 2 miljoen tot 400.000 jaar geleden ontstaan. De ijsbeer is zeer groot en krachtig. Mannetjes worden 2,3 tot 2,6 meter lang en wegen 300 tot 800 kilogram. Vrouwtjes zijn kleiner en worden 1,8 tot 2 meter lang en 150 tot 300 kilogram zwaar. De ijsbeer heeft een lange nek en een grote neus. Onder de vacht is de huid zwart, wat te zien is op de naakte delen zoals de neus en de lippen. De haren van de vacht zijn niet wit, maar doorzichtig en hol. De kleur van de vacht is, afhankelijk van de tijd van het jaar, lichtval en de hoeveelheid vuil in de vacht, gelig wit tot vuil grijs. Hij is waterafstotend en houdt de warmte van de zon vast. Daarnaast heeft de ijsbeer een dikke onderhuidse vetlaag, waarmee hij warmte vasthoudt. De ijsbeer heeft vliezen tussen zijn tenen, waardoor hij beter kan zwemmen. Zijn achterpoten gebruikt hij als een soort roer om mee te sturen. IJsberen hebben een kleine staart, tot tien centimeter lang. 
De tanden van een ijsbeer groeien elk jaar een beetje. Via de tanden kan men bepalen hoe oud een ijsbeer is. IJsberen worden zelden ouder dan 25 jaar. In gevangenschap kunnen ze wel 40 worden.
De paringstijd is van maart tot juni. De ijsbeer kent een verlengde draagtijd, en het embryo komt waarschijnlijk pas in oktober of november in ontwikkeling. De dracht duurt 7 tot 8 maanden. Er zijn meestal 2 jongen, die in december of januari in een sneeuwhol worden geboren. Bij de geboorte zijn de jongen ongeveer 600 gram zwaar en 25 centimeter lang. De oogjes zitten dicht en de diertjes zijn bedekt met dun haar. 
Een drachtig vrouwtje brengt de winter door in een sneeuwhol dat zij zelf heeft gegraven. Het hol wordt gegraven in een sneeuwheuvel, op plaatsen waar de sneeuw hard en stevig is. Na een tunnel bevindt zich de kraamkamer. Soms bevinden zich meerdere kamers in een hol, maar meestal slechts eentje, waarin het ijsbeervrouwtje overwintert. Het hol bevindt zich over het algemeen op het vasteland, aan de kust, maar soms wordt het gegraven op het pakijs.
De jongen verlaten het hol voor het eerst zo'n 3 maanden oud in maart of april. Ze wegen dan ongeveer 10 kilogram. Alleen het vrouwtje zorgt voor het jong. Mannetjesberen worden gemeden, want die kunnen de welpen doden. De moedermelk is rijk aan vetten en calorieën. 
De jongen worden 1-3 jaar gezoogd en worden daarna onafhankelijk. Na 3 tot 6 jaar zijn ze geslachtsrijp. Vrouwtjes zijn volgroeid als ze 5 à 6 jaar oud zijn, mannetjes pas na 8 tot 10 jaar. 
De ijsbeer leeft meestal alleen en is overdag en 's nachts actief, ook in de lange, donkere winter. Drachtige vrouwtjes houden dan wel een winterslaap. De ijsbeer is een zeer goede zwemmer en kan vele kilometers uit de kust aangetroffen worden (Ursus maritimus betekent zeebeer). Ze kunnen slechts korte tijd onder water blijven. Hij jaagt ook op land en is ook daar bijzonder snel. Ze trekken mee met de grens van het pakijs, die zomers noordelijker ligt dan 's winters. Soms komen ze in groepen voor en zijn dan vrij tolerant tegenover elkaar. Groepsvorming komt vooral voor op plaatsen waar bijzonder veel voedsel voorhanden is, als vuilnisbelten en karkassen van gestrande walvissen. Mannetjes zijn agressief tegenover elkaar in de paartijd. Ook doden mannetjes weleens berenwelpjes en andere beren. Bij slecht weer graven veel ijsberen een tijdelijk hol (voornamelijk moeders met jongen), maar ze drukken zich ook vaak tegen de grond, waarbij vallende sneeuw de beer bedekt.
De ijsbeer leeft van zeehonden. Vooral de ringelrob is geliefd, maar ook andere soorten. Ook aas, walrussen, kleinere walvissen als beloega's en narwallen, vis, sneeuwhaas, lemmingen, zeevogels, eieren, rendier en muskusos worden wel gegrepen. Zomers trekken enkele ijsberen naar land, waar ze ook plantaardig voedsel als bessen en grassen eten, evenals menselijk afval.
Hij maakt gebruikt van zijn grote klauwen en goed ontwikkelde reukzin om zijn prooi te vinden en te doden. De witte vacht dient daarbij als camouflage. Op zeehonden jaagt hij door te wachten bij ademgaten, maar ook worden ze gedood in holen, in het water en op het ijs, waarop de zeehonden rusten.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Dank voor je reactie!
Een groet van Zwerver